In de bijzin worden de werkwoorden (PV en andere werkwoorden) achteraan in de zin geplaatst.
zeggen, vinden, denken, weten, geloven,
beloven, hopen, zeggen, horen, zien, ... |
JA/NEE-VRAAG (= zonder vraagwoord): OF + BIJZIN |
Andere vraagwoorden:
VRAAG MET VRAAGWOORD: VRAAGWOORD + BIJZIN |
De-woorden | Het-woorden |
---|---|
De auto is van mij. De auto staat daar. → De auto die daar staat, is van mij. |
Het hotel is vol. Ik wil het hotel boeken. → Het hotel dat ik wil boeken, is vol. |
DE-WOORDEN + DIE (+ bijzin) |
HET-WOORDEN + DAT (+ bijzin) |
Personen | Geen personen |
---|---|
De jongen is dik. Ik speel met de jongen. → De jongen met wie ik speel, is dik.
→ Het meisje met wie ik speel, is dik. |
De bal is rood. Ik speel met de bal. → De bal waarmee ik speel, is rood.
→ Het autootje waarmee ik speel, is rood. |
VOORZETSEL + WIE (+ bijzin) |
WAAR + VOORZETSEL (+ bijzin) |
Opgelet:
OMDAT drukt een reden uit.
WANT + HOOFDZIN |
OMDAT + BIJZIN |
ALS drukt een voorwaarde uit.
ALS + BIJZIN > ALS is een onderschikkend voegwoord → als + S + rest + PV + andere werkwoorden |
Het kan ook zo :
TOEN drukt een éénmalige handeling in het verleden of een periode in het verleden uit.
Na TOEN gebruikt je OVT (imperfectum).
TOEN + BIJZIN > TOEN is een onderschikkend voegwoord → toen + S + rest + PV + andere werkwoorden →TOEN + OVT (imperfectum) |
Het kan ook zo:
Toen het vijf uur was, ging iedereen naar huis. (inversie!)
VOORDAT en NADAT drukken de volgorde van de handelingen uit (wat gebeurt eerst?).
Na NADAT gebruik je VTT (perfectum).
VOORDAT / NADAT + BIJZIN → VOORDAT en NADAT zijn onderschikkend → voordat / nadat + S + rest + PV + andere werkwoorden → NADAT + VTT (perfectum) |
Het kan ook zo :
Voordat ik naar mijn werk ga, doe ik boodschappen. (inversie!)
ZODAT drukt een gevolg uit.
DUS + HOOFDZIN → DUS is een nevenschikkend voegwoord → dus + S + PV + rest + andere werkwoorden |
ZODAT + BIJZIN → ZODAT is een onderschikkend voegwoord → zodat + S + rest + PV + andere werkwoorden |