CVO GENT

Persoonlijke voornaamwoorden

Personen

subject direct object indirect object
enkelvoud 1 ik mij/me mij/me
2 jij/je jou/je jou/je
u u u
3 hij hem hem
zij/ze haar haar
het het het
meervoud 1 wij/we ons ons
2 jullie jullie jullie
3 zij/ze hen hun

Voorbeelden

subject direct object indirect object
ik: Ik loop op straat. Mijn buur ziet me. Hij geeft me een hand.
jij: Jij loopt op straat. Ik zie je/jou. Ik geef je/jou een hand.
u: U loopt op straat. Ik zie u. Ik geef u een hand.
Jan: Hij loopt op straat. Ik zie hem. Ik geef hem een hand.
Maria: Zij loopt op straat. Ik zie haar. Ik geef haar een hand.
het kind: Het ligt in bed. Ik zie het. Ik neem het.
wij: Wij lopen op straat. Onze buur ziet ons. Hij geeft ons een hand.
jullie: Jullie lopen op straat. Ik zie jullie. Ik geef jullie een hand.
je ouders: Ze lopen op straat. Ik zie hen. Ik geef hun een hand.


Dingen

subject direct object indirect object
enkelvoud 3 hij hem hem
zij/ze ze ze
het het het
meervoud 3 zij/ze ze ze

Voorbeelden

subject direct object indirect object
de auto: Hij staat in de garage. Ik zie hem. Ik geef hem een beurt.
de tafel: Zij staat in de klas. Ik zie ze. Ik geef ze een schop.
het boek: Het ligt op tafel. Ik zie het. Ik neem het.
de auto's: Ze staan in de garage. Ik zie ze. Ik geef ze een beurt.

Naar boven



Bezittelijke voornaamwoorden

enkelvoud 1 mijn
2 jouw/je
uw
3 zijn
haar
meervoud 1 ons/onze
2 jullie
3 hun

Voorbeelden

enkelvoud 1 Ik heb een boek. Mijn boek ligt hier.
2 Jij hebt een boek. Jouw/je boek ligt hier.
U hebt een boek. Uw boek ligt hier.
3 Jan heeft een boek. Zijn boek ligt hier.
Anneke heeft een boek. Haar boek ligt hier.
meervoud 1 Wij hebben een boek. Ons boek ligt hier. (het boek)
Wij hebben een pen. Onze pen ligt hier. (de pen)
2 Jullie hebben een boek. Jullie boek ligt hier.
3 Zij hebben een boek. Hun boek ligt hier.


Opmerking: je kan bezit ook uitdrukken met: van + persoonlijk voornaamwoord (object)

enkelvoud 1 van mij
2 van jou
van u
3 van hem
van haar
meervoud 1 van ons
2 van jullie
3 van hen

Naar boven



Aanwijzende voornaamwoorden

hier daar
enkelvoud de-woorden deze pen die pen
het-woorden dit huis dat huis
meervoud de-woorden deze pennen die pennen
het-woorden deze huizen die huizen

Naar boven