Ik woon in Gent. Ik woon er heel graag.
Ik kom uit Turkije. Mijn familie woont er nog.
Vanmorgen zat de kat op de mat. Nu zit zij er niet meer.
! |
Het is belangrijk dat "er" altijd een bekende plaats aanduidt. Als je zomaar opeens zegt: "Ik woon er", dan weet niemand over welke plaats je spreekt. |
- In normale zinnen staat "er" na de PV.
Bv. Ik woon er graag.
- Bij inversie staat "er" na het subject.
Bv. Woon jij er graag?
- "Er" als plaatsaanduiding kan nooit aan het begin van een zin staan. Dan moet je hier of daar gebruiken.
Bv. Brussel? Daar heb ik nog gewoond.
Brussel? Ik heb er nog gewoond.
We gebruiken "er" als voorlopig subject als het echte subject niet specifiek (= onbepaald) is:
- als het echte subject een substantief zonder lidwoord is
Bv. Er zitten mensen op de bank.
- als het echte subject een substantief is met een of geen
Bv. Er loopt (g)een konijntje in de tuin.
- als het echte subject een substantief is met een telwoord (zonder lidwoord)
Bv. Er staan drie berken in het park.
- als het echte subject iemand, niemand, iets, niets, wie, wat of veel is
Bv. Er heeft iemand een brief voor jou gebracht.
Bv. Wie stond er naast je?
Bv. Er lag niets op de grond.
Bv. Er is veel gebeurd.
"Er" staat op de plaats van het subject.
Bv. Er zaten mensen op de bank.
Bv. Gisteren zaten er mensen op de bank.
Er + telwoord wordt gebruikt in plaats van een substantief dat je al eerder gebruikt hebt.
Iedereen weet dus waarover je praat.
Bv. Hoeveel kinderen heb jij ? Ik heb er twee. (er = kinderen)
Bv. Hoeveel slaapkamers heb jij ? Ik heb er drie. (er = slaapkamers)
Deze constructie wordt ook gebruikt in combinatie met woorden zoals weinig, veel, geen, ...
Bv. Heb jij een auto ? Nee, ik heb er geen. (er = auto)
Bv. Hoeveel boeken heb je ? Ik heb er veel. (er = boeken)